Copyright 2017 - De JeugdZaak

Olifantenpaadjes langs het wijkteam

 

Door Bert Prinsen op 28-4-2016

 

De praktijk is altijd weerbarstiger dan het beleidsstuk en de theorie. De integrale, effectieve, samenhangende en tijdige zorg voor de jeugd, die met de nieuwe jeugdwet sinds 2015 is beoogd, vormt de volgende interessante illustratie van dit gezegde. Met de wijkteams en het keukentafelgesprek als “de wondermiddelen" voor het sociale jeugddomein van dit decade, moest ik aan dat gezegde denken in een gesprek met professionals (jeugdartsen, pedagogen, verpleegkundigen) over de werking van het huidige jeugdstelsel. Daar stuitte ik op het merkwaardige maar wel zeer werkzame fenomeen van de “olifantenpaadjes” in de structuur van de jeugdzorg. Wat wil het geval?

In veel meer dan één geval werd duidelijk dat ten behoeve van snelle hulp de professionals  wegen bewandelden, die afwijken van de gebruikelijke, gewenste, gemeentelijke procedure. Waarbij ze het wijkteam nadrukkelijk mijden en de gemeentelijke beschikkingen probeerden te omzeilen. Maar wel een weg die de snelheid en de promptheid van de hulp ten goede kwam. Daarbij werden wegen bewandeld, die je het beste zou kunnen betitelen als “olifantenpaadjes” : de meest rechte en directe weg naar de oplossing, een passende gespecialiseerde zorgverlener of een toepasselijke ondersteuning door een vrijwilliger uit de wijk, waarin de verwijzer vaak op grond van eerdere ervaringen vertrouwen stelt. Ondertussen vielen er opmerkingen als: “je kan verwijzingen van jeugdartsen en huisartsen toch niet altijd door het wijkteam laten controleren alsof het hier om querelante professionals gaat, die nauwelijks weten wat ze doen!”. Of nog erger: “dan gaat het wijkteam zelf een beetje hulpverlenen om dan later – veel te laat – alsnog die vrijwilliger of die gespecialiseerde zorg in te schakelen”.

Een zeer schrijnend voorbeeld hoe procedures passende hulp in de weg kunnen zitten gaf een verpleegkundige, die alleenstaande aanstaande jonge moeders in hoog-risicosituaties begeleidt met het preventieve interventieprogramma VoorZorg. Zij vertelt: “Gemeenten willen dat de toeleiding naar VoorZorg verloopt volgens hun procedure. Via het gemeentelijk loket vindt dan een keukentafelgesprek plaats en de toegangsmedewerker bepaalt of VoorZorg wordt ingezet. Deze procedure vraagt extra tijd, mankracht en  registratie. Tijd is een belangrijke factor omdat VoorZorg het best zo vroeg mogelijk in de zwangerschap opgestart wordt (elke week telt). Ook vraagt deze procedure dat deze zeer kwetsbare vrouwen met vaak veel negatieve ervaringen met hulpverlening aan verschillende mensen (zonder beroepsgeheim, niet BIG geregistreerd) hun verhaal moeten doen. Dit is een onwenselijke situatie. Daarbij komt, dat  niet duidelijk is of de cliënte wel bij het gemeentelijk loket aankomt en de loket- of toegangsmedewerker vaak niet op de hoogte is wat VoorZorg behelst. Het is nu voorgekomen dat een aanstaande moeder verwezen is naar een veel duurdere 24- uurs opvang, hoewel ze voldeed aan alle “harde“ criteria voor VoorZorg.  De doorlooptijd van de gemeentelijke procedure was echter zo lang, dat de maximale zwangerschapsduur (één van de harde criteria: maximaal 28 weken zwanger zijn) verstreken was”. Dus voortaan toch maar rechtstreeks verwijzen, het eigen olifantenpaadje bewandelen en met het programma starten?

Dan begin je je af te vragen, hoe dat toch kan, dat professionals in zo’n integraal jeugdstelsel elkaar zo in de weg zitten? En ook hoe dat beter zou kunnen?  Nou, laat ik een aantal overwegingen noemen:

  1. Het systeem van het huidige jeugdstelsel kan en mag veel meer  worden  gebouwd op vertrouwen, competenties en professionaliteit en zichtbaar direct gericht zijn op preventie.  Vertrouwen win je, dat verwerf je, door samen te werken aan tastbare en zichtbare resultaten. Dat organiseer je niet bureaucratisch.
  2. Het stelsel en meer nog de vragen en problemen van kinderen en ouders verdienen een  meer integraal en ook multidisciplinair antwoord. Hoe kan het bestaan (recent onderzoek van de AJN) dat wijkteams zich integraal noemen zonder dat er medische en gezondheidskundige expertise in het team beschikbaar is. Dat is voor mij een groot raadsel en evenmin integrale zorg (die recht doet aan de verweven somatische, psychosociale en maatschappelijke problemen) als een jeugdgezondheidszorg, die de pedagogische, psychosociale en maatschappelijke componenten van zorg voor jeugd niet incorpereert.
  3. Veel meer  gemeenten zou ik willen uitnodigen de keus te maken wel multidisciplinaire expertise en kwaliteit bij de toegang te organiseren, gebruik te maken van bestaande multidisciplinaire samenwerkingsverbanden (van CJG tot de zorgadviesteams)  en van de vakspecifieke kennis en ervaring bij de professionals en niet louter  de zorg  op eigen houtje onder zelfstandige zeggenschap goedkoop willen regisseren. Je hoeft maar bijvoorbeeld in Apeldoorn te gaan kijken, wat dat allemaal kan opleveren.

 

Daar liggen gelukkig nog enorme kansen.