Copyright 2017 - De JeugdZaak

Vrijwillige inzet en de transities: je kan ze niet voor ieder karretje spannen!

 

Door Marian van Leeuwen op 27-1-2015

 

Dinsdag 27 januari hield Marian een lezing op de nieuwjaarsbijeenkomst en opening van het kantoor van Humanitas District Oost over vrijwilligerswerk en de transities.

 

Hieronder de tekst van haar lezing:

 

“Ik wil jullie graag meenemen in het transitiedenken en de rol van het vrijwilligerswerk.

De decentralisatie van het sociale domein is het meebewegen op de transitie in de samenleving

In de verhouding tussen overheid en burgers is aardig wat aan het veranderen. Volgens diverse experts en politici zijn we de omslag van verzorgingsstaat naar participatiesamenleving aan het maken. Velen noemen de decentralisaties de transities, maar transitiedenkers als Jan Rotmans noemen de omslag die in de samenleving gaande is transitie. De decentralisaties - alle onderdelen van het sociale domein onder regie brengen van de gemeenten - is niet zozeer de transitie, maar eerder het meebewegen. En misschien zelfs een beetje mede vorm geven aan die transitie, in de hoop dat het de goede kant op gaat. Maar wat goed is, daar zijn de meningen natuurlijk ook weer verdeeld over. En bovendien vragen mensen als Jan Rotmans zich af of de transitie wel te sturen is. En mocht het te sturen zijn, dan vaak niet door de gevestigde orde. Maar vanuit particulier initiatief, de frisdenkers, koplopers en vrijwilligers van onze samenleving.

 

Jan Rotmans zegt: “We staan in het oog van de orkaan”. Net als in een orkaan is alles om ons heen in beweging, maar in het oog is het stil en merk je het niet. Deze uitspraak is van twee jaar geleden, het is ook de titel van zijn boek. Inmiddels wordt de kanteling steeds zichtbaarder.

 

Sommigen zeggen dat ze de kanteling van verzorgingsstaat naar participatiesamenleving niet zo zien. En noemen voorbeelden waaruit blijkt dat participatie al veel langer gewoon is. Interessant gegeven is ook dat de zorg voor kwetsbare groepen een eeuw geleden 100% vrijwilligerswerk was. De fase waar we nu in zitten is dat de verzorgingsstaat niet meer voldoet en we op zoek zijn naar nieuwe verhoudingen tussen overheid en burgers.

 

Cocreatie: samen met ouders en jeugd de omslag maken

 

In het domein van de zorg voor jeugd, het domein waar we als JeugdZaak actief in zijn, merken we dat ouders en jeugd een andere rol krijgen dan voorheen. In de nieuwe Jeugdwet is het betrekken van cliënten bij beleid en uitvoering zelfs expliciet vastgelegd.

 

Het is voor een ouder belangrijk om duidelijk te kunnen maken welke steun zij nodig hebben. Om er zo voor te kunnen zorgen dat zij als ouder gehoord worden, dat hun gedachten worden gerespecteerd, dat zij de regie hebben en houden over de opvoeding van hun kind en op wat zij het meest belangrijk vinden: dat het goed gaat met hun kind. Dat betekent binnen de hulpverlening ruimte maken voor dat wat voor ouders van waarde is: een transparant hulpproces waarin ouders opdrachtgevers zijn. De ‘werkvloer’ van de hulpverlening is van de ouder en de professional. Zij kunnen in samenspraak en door samen op trekken zorgen voor een zo goed mogelijke ontwikkeling van het kind.

 

Dit is volgens mij ook het gedachtegoed van Humanitas.

 

Gezinnen zijn in het nieuwe stelsel niet alleen cliënt, maar zijn zelf ook een onmisbare krachtbron: voor het oplossen van hun eigen (opvoed-) vragen, als bron van informele steun voor elkaar én als bron van ideeën en hulp voor organisaties in de zorg voor jeugd.

 

Een manier om de zorg voor jeugd volgens dit gedachtegoed vorm te geven is cocreatie. Als JeugdZaak geloven we dat cocreatie een effectieve manier is om met ouders en jeugd samen te werken. Cocreatie gaat verder dan raadplegen. Het is echt actief met ouders en jeugd samen werken aan nieuwe en betere antwoorden en oplossingen. Door cocreatie zijn ouders en jeugd mede-eigenaar van het probleem en de oplossing. Binnen de JeugdZaak willen we handen en voeten geven aan dit gedachtegoed. Met het programma ‘Samen met ouders en jeugd’ bieden we ondersteuning aan ouders, jeugd, zorgaanbieders en gemeenten die volgens de weg van cocreatie willen werken.

 

Vrijwillige inzet: wie heeft de lead?

 

Laten we even stil staan bij het vrijwilligerswerk. U weet daar waarschijnlijk meer van dan ik, maar ik kwam een indeling tegen, die mij aan het denken zette, namelijk:

 

1. beroepskrachten hebben de lead

2. er is een gedeelde lead: professioneel georganiseerd vrijwilligerswerk

3. de vrijwilliger heeft de lead.

 

Dat bracht mij op een persoonlijk verhaal van me zelf. Iets waar ik afgelopen twee jaar al mijn vrije tijd, geld en energie in heb gestoken.

 

Slide: IJsselstroom

 

Dit is de deur van een oud pand, een oude stoomwasserij in de uiterwaarden bij Zutphen.

Mijn man en ik werden medio 2012 verliefd op dit pand, we noemden het ‘aandoenlijk charismatisch’ en dachten ‘dat gaan we opknappen!’.

 

Zo gezegd, zo gedaan …. Maar niet makkelijk. Veel tijd ging zitten in het verwerven van het pand, alle partijen betrekken (Rijkswaterstaat, waterschap, gemeente en provincie), vertrouwen zien te krijgen in ons plan enz. enz.

 

Particulier initiatief

 

Gemeenten zagen we soms denken: “Kunnen ze het wel ‘alleen’. “ Moet er geen ‘betaalde’ deskundigheid bij?

 

Dus we werden gekoppeld aan een organisatie met veel deskundigheid in het opknappen van industrieel erfgoed. Wij zagen dat een deel van ons geld, dat we hard nodig zouden hebben voor de restauratie naar die organisatie zou gaan, en dat vonden we misschien nog niet het ergst, maar we wilden geen bemoeienis. Het was onze passie die de drijfveer was om deze mega klus te gaan klaren, daar wilden we niet in gehinderd worden.

 

Uiteindelijk besloten we niet met deze organisatie in zee te gaan, en de overheidspartijen hebben ons hun zegen gegeven. Wij namen de verantwoordelijkheid de restauratie te doen volgens de richtlijnen, regels en codes die hier voor gelden.

 

Met vereende krachten, betaalde inzet én heel veel vrijwillige inzet zijn we aan de slag gegaan.

En het is gelukt.

 

We hebben veel waardering gevoeld van instellingen én van heel veel mensen uit de omgeving. Zou die waardering anders zijn geweest als een commerciële projectontwikkelaar het had gekocht?

Parallel met de indeling van zorg/welzijnsinstelling – ongeorganiseerd burgerinitiatief en een Humanitas activiteit.

 

Voor de gemeente zou de begeleiding door een expert prettig zijn geweest, nu hield de gemeente af en toe zijn hart vast, gaat ‘t wel goed daar aan de oever van de IJssel

Humanitas kan gemeenten en zorgaanbieders helpen vrijwillige inzet te organiseren. Dat is jullie expertise! En vrijwillige inzet heeft een waarde op zich. De projectontwikkelaar of twee particulieren … het maakt uit.

 

Balanceren op de passies en drijfveren van mensen

 

In dit verband wil ik graag Evelien Tonkens aanhalen. Evelien Tonkens is hoogleraar Actief Burgerschap. Zij vindt dat de participatiemaatschappij veel te gemakkelijk wordt voorgespiegeld. Ze zegt in een interview in Zorg en Welzijn “We willen allemaal dat iedereen zo veel mogelijk meedoet. Maar meestal worden alleen de voordelen genoemd. En als iets werkt, dan roept iedereen “Hoera!”, maar hoor je niet wat voor randvoorwaarden voor dat succes allemaal georganiseerd zijn.”

Een activiteit echt helemaal aan een vrijwilliger over laten is maar zeer beperkt mogelijk. Dat lukt alleen als de vrijwilliger veel tijd heeft, veel kan en als hij / zij zich langdurig wilt inzetten. Tonkens ziet vooral de jonggepensioneerden die daar het meest aan voldoen. Maar die hebben vaak wel echt een eigen agenda. Bijvoorbeeld het opzetten van een zorgcoöperatie, dat is een idee dat uit de mensen zelf komt, daar willen ze echt voor gaan, en gedurende een lange periode energie en tijd in steken.

De overheid heeft grote verwachtingen. Ze zien graag een zelfde betrokkenheid van vrijwilligers bij bestaande voorzieningen, zoals het overnemen van een zwembad, een bibliotheek of een kinderboerderij. Dat is risicovol. Mensen willen zich wel even inzetten, omdat ze bang zijn dat het verdwijnt, maar de vraag is of ze het volhouden. De vraag is ook of je als gemeente het risico wilt lopen dat een voor participatie belangrijke voorziening moet sluiten, omdat het niet lukt met vrijwilligers?

Evelien Tonkens zegt “Vrijwilligers vormen kostbaar materiaal, je kunt ze niet zomaar voor allerlei karretjes spannen.” In andere landen wordt veel minder aan vrijwilligers overgelaten. Daar blijft de inzet van professionals cruciaal. Vrijwilligers mogen, in haar visie, geen instrument van overheidsbeleid worden.

 

Het werk dat jullie doen, vanuit vrijwillige en betaalde inzet, is balanceren op de drijfveren en de passies van mensen. Dat ruimte geven. Recht doen aan wat in een samenleving nodig is, aan betekenisgeving.

 

Ik vind dat heel knap en ik ken geen andere organisatie die daar op zo’n professionele wijze vorm aan geeft dan Humanitas.

 

Horizontale en verticale integraliteit

 

Het vorm geven van de zogenaamde participatiesamenleving ligt nu vooral op het bordje van de gemeente. In mijn opvatting is het goed dat er zoveel mogelijk één regievoerder is voor het hele sociale domein, weg met de versnippering. Ik ben het er ook mee eens dat, als we kiezen voor één regievoerder, dat dit de gemeente is geworden. Dichtbij en herkenbaar. Al is door de regionale samenwerking hier ook wel weer wat op af te dingen.

 

De kans en uitdaging voor gemeenten is om vorm te geven aan die integraliteit die nodig is om vragen en problemen van gezinnen op te kunnen pakken.

 

Vragen van gezinnen betreffen vaak meerdere levensdomeinen, van licht naar zwaar. Dit vraagt een brede blik en een open intake. Met name bij het matchen van vraag en aanbod heb je mensen nodig die breed kunnen kijken, kennis hebben van de verschillende domeinen, zonder daar specialist in te zijn. Eigenlijk zijn het ‘specialisten van het gewone leven’, zoals Jo Hermanns ze noemt.

In veel gemeenten zijn deze zogenaamde ‘generalisten’ georganiseerd in wijkteams, of jeugd- en gezinsteams. Ze hebben vaak de bevoegdheid van de gemeenten gekregen om specialistische hulp, waar een beschikking voor nodig is, in te schakelen. Ze zijn bij uitstek vraag-aanbodmakelaars.

Ook bij Humanitas kan ik mij voorstellen dat de coördinator, degene die de vraag van een gezin koppelt aan een aanbod, zo’n vraag-aanbodmakelaar moet zijn. Zodat het juiste programma, of programma’s, worden ingeschakeld. En ook de juiste vrijwilliger. Vrijwilligers hebben vaak hun eigen persoonlijke motivatie om een bepaald programma uit te voeren, maar er zijn er misschien ook die op meerdere projecten ingezet willen worden. Of die affiniteit hebben met de zwaardere doelgroep, of juist met lichte problematiek.

 

Het gaat om horizontale integraliteit: het verbinden van de verschillende domeinen, bijvoorbeeld zowel opvoedingsondersteuning als thuisadministratie al dan niet door een en de zelfde vrijwilliger. En verticale integraliteit: het kunnen inzetten op zowel lichte als zware vragen en problemen. Zoals bijvoorbeeld Wel Thuis, waarbij een maatje wordt gekoppeld aan de kind met een jeugdbeschermingsmaatregel. Juist voor gezinnen in de jeugdzorg is het van groot belang dat ze niet alleen te maken krijgen met betaalde professionals, maar dat ze ook kunnen bouwen op volwassenen die vanuit persoonlijke betrokkenheid een relatie met hen aangaan en steun bij de opvoeding bieden. Vaak is er in deze gezinnen echter geen of nauwelijks ondersteuning mogelijk vanuit het eigen sociale netwerk. Het programma Wel Thuis is een heel mooi voorbeeld van Humanitas waarbij door de inzet van een vrijwilliger, naast een professional, er meer stabiliteit en continuïteit kan ontstaan, waardoor een OTS-maatregel verkort of misschien wel voorkomen kan worden. De steun bij de opvoeding komt daarmee weer terug waar die hoort: in de eigen omgeving van het gezin, bij ‘gewone’ mensen.

“Geef kinderen niet op. Nooit!”

 

Ook voor jeugdigen en gezinnen die kampen met ernstige en meervoudige problemen moet hulp geboden worden in de eigen leefwereld, en moet voorkómen worden dat jeugdigen in een keten van voorzieningen steeds verder van huis raken.

 

Ik wil ter afronding nog een uitspraak aanhalen van Adri van Montfoort, jurist en pedagoog, lector Jeugdzorg en Jeugdbeleid aan de Hogeschool Leiden en raadsheer plaatsvervanger in de familiekamer van het gerechtshof te Den Haag. Adri is nauw betrokken bij de ontwikkeling en uitvoering van Wel Thuis. In een interview in Van Mens tot Mens (het tijdschrift van Humanitas) zegt hij: “Geef kinderen niet op. Nooit!” Doelend op de reflex die gemeenten zouden kunnen hebben op bezuinigingen, waardoor criminele jongeren zoveel mogelijk naar het strafrecht worden gestuurd, want dat hoeven ze niet zelf te betalen. “Als dat gebeurt, dan komt er niets terecht van die integrale aanpak, noch van het versterken van de ‘dichtbij-samenleving’.”

 

Humanitas speelt een fantastische rol bij het ‘niet opgeven van kinderen, ouders, volwassenen en ouderen’. Stel dat je zou kunnen sturen op de transitie die gaande is, en je wilt die kanteling een duwtje in de goede richting geven, dan is Humanitas een partij bij uitstek om dat samen mee te doen. Vrijwillige inzet is immers van grote betekenis voor de inhoudelijke omslag die de transities beogen. De expertise van Humanitas is van grote waarde voor burgers, gemeenten en zorgaanbieders die de kanteling in de zorg willen maken.

 

Ik wens jullie veel succes hierbij!“